afb.
Geboren 19 december 1917 's-Hertogenbosch
Gesneuveld 11 mei 1940 Zijtaart (bij Veghel) Begraven te 's-Hertogenbosch Dpl. Serg. I-II-17 R.I. Mitrs. LevensbeschrijvingMijn zoon Johannes Theodorus van der Linden geb. 19 december 1917 te 's Bosch heeft de volgende scholen bezocht. Als 3-jarig ventje de Mariaschool, daarna de St. Aloysiusschool en vervolgens twee jaren het Lyceum.
Godsdienst: Roomsch Katholiek.Beroep: Brood- en kleingoedbakker met de diploma's bakkerjbekwaamheid en handelskennis, was klaar voor het examen „Boekhouden in de Practijk” „Mercurius”. Hij had ambitie voor 't diploma „Bakkerij-leeraar” en was als leider in mijn zaak mede-kostwinner van nog negen minderjarige zusjes en broertjes. In zijn eersten diensttijd, nog slechts 14 dagen nadat hij onder de wapenen was, liet hij twee dienstplichtigen ophalen, die 's nachts op de kamer een onzedelijke daad hadden gesteld en die daarvoor elk 10 dagen provoost kregen. Voor deze daad werd hij als voorbeeld van zijn Compagnie gesteld door Luitenan Beaumon. Zijn theoretisch examen voor Sergeant had zoo'n verloop, dat hij van 't practisch gedeelte werd vrijgesteld. In november 1939 kwam de opdracht van Hoogerhand, dat de stellingen moesten bezet worden. Zijn Luitenant wist niet wat hij moest doen, waarop mijn zoon zelf de noodige maatregelen nam om dat bevel uit te voeren, hetgeen Kap. Klapwijk prees. Nooit heeft hij tegenslag of ongelukken gehad, was van niet een Vereeniging lid, maar was stipt in het opvolgen en uitvoeren van zijn werkzaamheden, die hij verplicht was te doen.
Zinsnede uit een brief van den Oud-Regiments Commandant 17 R.I. den Heer J.W. Bos:
„Om al die redenen zie ik mij alsnog gedwongen U allen toe te wenschen, dat U troost moge vinden in 't feit, dat hij (de gesneuvelde) zijn plicht heeft vervuld. Ja meer dan dat”.
Zinsnede uit een brief van zijn Kap. S. Klapwijk:
„Het was een van mijn dapperste minderen, doch veel meer als een van mijn goede kameraden, voor wien ik voelde als een vriend, welke zich onderscheidde door een zacht, doch vastberaden karakter, een uitnemend plichtsbesef en die gevallen is als offer van zijn plicht, die hij met groeten moed volbracht”.
Zinsnede uit een brief van twee Sergeants, die met hem streden, o.a. P. Jong en C. Hordijk:
„Hij is moedig geweest, te moedig, en dat heeft zich gewroken”.
„Ik leerde hem kennen als een trouw kameraad, waarop te rekenen viel”. Segeant A. Meilink.
Zinsneden uit een brief van een zijner vrienden nl. Sergeant J. Stopbroekx, Onderwijzer:
„Uw Jan, ik heb hem pas onder dienst leeren kennen, maar in die 9 maanden, dat wij in 't zelfde huis en op dezelfde kamer hebben gelegen, heb ik groote achting voor Jan gekregen. Hij was veel jonger dan ik en toch was hij al zoo verstandig en ernstig. Hij was degelijk van karakter en godsdienstig van aard. Nooit hoorden wij iets slechts van hem of hoorden een onvertogen woord van zijn lippen komen. Jan was sympathiek en was een onzer beste vrienden. Hij was een beste vriend van ons allemaal. 's Zaterdags op weg naar Veghel heeft hij nog lange tijd naast me geloopen en hij was heel opgewekt en moedig. Met eere is hij gevallen voor 't Vaderland”.
Zijn eigen woorden waren steeds: Nooit vluchten, eerder moet de vijand over mijn lijk stappen.
Beschrijving van den strijd te Zijtaart bij Veghel (Peeldivisie)Het begin en verloop van den strijd te Zijtaart hij Veghel, waarin twee Bosschenaren hun leven lieten voor 't Vaderland, nl. Sergeant Joh.Th. van der Linden en Joh. van Oosterhout, had volgend verloop.
Daags na de oorlogsverklaring hadden de troepen, de sterke stellingen van de Peel verlaten en waren teruggetrokken in de richiing Veghel met 't doel achter de waterlinie te komen. Een compagnie onder leiding van Kapitein van Klapwijk had order gekregen om te Zijtaart hij Veghel den vijand in hun overrompelende opmarsch te stuiten. Inderhaast werden in den dijk van de Zuid-Willemsvaart kuilen gegraven om dekking te hebben; na drie uur gestadig gewerkt te hebben bracht de wacht het vreeselijk nieuws „Duitschers in aantocht”.
Allen waren stil, maar gehoorzaamden stipt aan de bevelen van hun Commandant. Enkele manschappen raakten over hun zenuwen heen, maar tijd om te jammeren was er niet, het moment was daartoe te gevaarlijk. Moedig toonden zich de overigen en direct werd spervuur gezet op de weiden en bosschen aan den overkant van het water. De mitrailleurs tikten de kogels af en schoten aldra een boerderij in brand. Twee en een half uur duurde reeds zoo de strijd en de eerste en tweede Sectie, wiens Commandant Sergeant van der Linden was, had zware verliezen. Een ordonnance werd weggestuurd om den kapitein dit te melden. Hij kreeg als order terug „doorvechten” want ik heb van hooger hand nog geen ander bevel. Het was toen zaterdagmiddag circa 2 uur. Ondertusschen kwam de vijand al meer en meer vooruit en onze jongens konden reeds de commando's hooren. Enkele Duitschers waagden hun leven door met lichte mitrailleurs in de boomen te klimmen, maar onze scherpschutters gaven hun geen kans. Een Hollandsch soldaat gaf zich eenmaal ongedekt, door op den dijk te gaan staan, maar het geluk was met hem, hij werd blijkbaar niet opgemerkt.
Het gevecht was echter hopeloos. Men lag zonder behoorlijke dekking, de kogels vlogen langs de ooren. Aan wijken wilden de dappere jongens niet denken, zooiets konden ze zich niet inbeelden, zelfs niet toen door 't felle mitrailleurvuur het bijna onmogelijk was voor de ordonnances om in aanraking te komen met hun kapitein.
Tegen kwart voor drie, sneuvelde een der mitraillisten. Zijn helper wenkte den sergeant, die onmiddellijk naderbij sloop. „Jan Princen is gevallen” zeide een zenuwachtige stem. „Wat is de oorlog wreed, zoo'n jong leven”, kwam fluisterend het antwoord en verder: „Kom we zullen hem recht leggen”.
Van beide kanten knetterde het vuur voort, terwijl hier in 't hevigste van 't gevecht, een jongen dacht aan zijn plicht als katholiek. Soldaat Princen werd recht gelegd, het hoofd naar den hemel en met gevouwen handen. „Dat hij ruste in vrede”, klonken weer de woorden van den sergeant, terwijl hij den doode me een kruisje zegende, weinig vermoedend dat hij zelf kort daarna als slachtoffer van zijn plicht zou vallen.
„Salfisbergen, kruip jij nu maar achter de mitrailleur”, maar aan het gezicht van den mitrailleurhelper zag de sergeant wel, dat deze niet durfde.
„Kom neem jij mijn geweer”, meer zei hij niet, en, wat hij niet behoefde te doen, hij nam de mitrailleur van zijn mindere over. De helper begon de bussen voor de mitrailleur te vullen, want er waren geen volle meer in voorraad. Achterover liggend, om de mitrailleur te vullen, met de bussen op de borst, kon hij niet zien wat er voor hem gebeurde, maar toen hij het machinegeweer niet hoorde, keek hij even op, terwijl ook de andere manschappen riepen: „Vuren, sergeant, vuren!!”
Sergeant van der Linden hoorde het niet meer. Zonder een enkel schot gelost te hebben, was hij in 't hoofd getroffen en had hij in den strijd voor het Vaderland, door den heldendood zijn ziel aan God weergegeven. Bij het bekend worden van het sneuvelen van hun commandant trokken zijn getrouwen terug; hun laatste moedinspreker was gevallen. De Kapitein die met een kleine honderdtal manschappen een eind terug lag opgesteld, werd tegen 6 uur 's avonds overrompeld en krijgsgevangen gemaakt.
Zondag, Pinkstermorgen, toen men nauwelijks meer in de verte het krijgsrumoer kon hooren, vonden de eenvoudige boeren uit Zijtaart vier gevallen soldaten waaronder J. v. Oosterhout, Bosschenaar, waaronder verder een met gekruiste handen en den sergeant van der Linden, schietklaar met gescheurde helm en schedel.
| 8 |
Documentatie betreffende gesneuvelde Bosschenaren (1947) 8
René Kok, 'Wegens bijzondere omstandigheden...' : 's-Hertogenbosch in bezettingstijd 1940-1944 (2008) 374-375